Home
Een dankwoord
Sitemap
Laatste updates
Curse of diaspora
Wie ik ben
Jeugd in Indonesia
Trawas: jagen met pa
Tiener in Indonesia
Rebel zonder reden
Weg uit Indonesia
Mijn ouders
Gerelateerden
Tinus Dezentjé
Tinus D. Graven 1
Tinus D. Graven 2
Tinus D. Graven 3
Voorouders & familie
Surabaya's historie
Cannalaan buaya's
Inleiding KH Peneleh
OVERIGE Kerkhoven.
Malacca VOC tijden 1
Malacca VOC tijden 2
COCHIN VOC tijden
I4E Graven Den Haag
Indië en oorlog
Archipel oorlogen
Zieleroerselen
Diverse verhalen
Java na de Engelsen
Volkeren in Indië
Indo's in den Verre
Externe Indo links

Weg uit Indonesia en op dat moment dacht ik dat het voor eeuwig zou zijn. Gezegend ben ik echter, want ik ben vaak, héél vaak teruggeweest.

"Adieu palmbomen" en ze bogen zich voor mij als afscheid (links op banner) en later werd het weer telkens "Hallo palmbomen" en zij bogen zich voor mij wanneer ik als verloren zoon telkens weer daar thuis kwam.(rechts op de banner).

 

WEG UIT INDONESIA EN BITTERE RIJST OP MIJN BORD.

 

Ik heb dit stukje maar Bittere Rijst genoemd. Niet naar de inhoud van de gelijknamige beroemde film met Vittorio Gassman en Silvana Mangano uit 1949. Maar de titel van deze film vond ik passen bij dit stukje. De rijst smaakte mij figuurlijk bitter, toen ik namelijk in Nederland arriveerde in december 1960.

Het stuk gaat over het leventje aan boord van de zeereis naar Nederland en eerste jaren in Nederland: mijn kennismaking met Nederland. Het heeft de rest van mijn levensjaren beïnvloed. Deze periode van mijn leven zou ik voor geen goud over willen doen en het liefst zou ik het willen vergeten. Helaas, de slechte dingen blijven een mens vaker bij als de goede dingen van het leven. Althans, dat is bij mij het geval.

En elk jaar weer in de maand december komen de spookbeelden weer bij me boven drijven, elk jaar maar weer. En volgens die dure jongens, die het allemaal op een dure universiteit hebben geleerd en een titel mogen voeren, zou men een dergelijk gevoel onder de noemer plaatsen van: geraakt door de gevolgen van een oorlog. Nou vooruit dan maar. Voor één keer geef ik ze gelijk wat dit betreft, maar dan ook enkel dit gevoel.

Als ik zo om me heen kijk, dan bemerk ik dat men tegenwoordig voor een poep en een scheet al meteen een psycholoog en een praatgroep en nog meer van dat soort specialistische foefjes te voorschijn tovert. Ben je een uit de band gesprongen allochtoontje, dan staat er meteen een ticket voor je klaar om lekker op staatskosten onder begeleiding nota bene, voor een paar weekjes vakantie te vieren in het land van herkomst, want dan leer je je eigen cultuur beter kennen, zeggen dus de kostenmakers die op zo'n manier een graantje meepikken uit die grote bak met voer dat Nederland heet. Ben je ziek van heimwee naar je land, dan krijg je meteen een dokters attest om maar eens lekker uit te zieken in het land van herkomst.

Ik wil niet beweren, omdat ik een slachtoffer ben van slechte tijden en omstandigheden en daarom maar gerechtigd ben om te klagen en stilletjes in een hoekje te zitten grienen en zuchten en steunen, maar waar was de hulp destijds toen ik die nodig had?

Waar was de hulp destijds voor duizenden en duizenden andere mensen uit de voormalige kolonie die, meer nog dan ik, hulp nodig hadden? Vaders en moeders, die geketend werden in onbegrijpelijke en onfatsoenlijke maatregelen van regeringszijde en zo goed en zo kwaad als het kon zich erdoorheen sleepten en hun kinderen grootbrachten. Indische mensen, Molukse mensen en al die andere mensen van welke landsaard dan ook. Zo bij het kraagje gepakt, hupsakee de boot in hupsakee de boot uit en zoek het maar uit. Waar was die hulp toen voor hen, die nu met weemoed en misschien wel bitterheid in de rusthuizen naar verre einders staren, hun harten vol gelaten onbegrip en wrok, om anno 2013 en erna te weten dat wij eigenlijk helemaal NIET WELKOM waren hier in Nederland en dat er zelfs parlementair over gekissebist werd..... En dat er anno 2013 en erna NOG STEEDS gedemonstreerd met worden over achterstallig dit en achterstallig dat...ik schrijf nu 2 december 2017 en het is nog steeds aan de gang. Het AD van 1 dec 2017 vermeldt een verslag van de rechtzaak aangespannen tegen de Nederlandse staat.... Iets van 5,7 miljard ned.guldens achterwege gehouden in de kwestie van de payback..... Foei Nederland toch.... Wat foei Nederland? Dit deed Nederland al eeuwen lang, niks nieuws onder de tropische zon.

Waar was de hulp voor hen, die er niet meer zijn?

Oh Nederland, ik vergeef het je nooit. Niet voor mezelf, maar voor al die andere duizenden, die bedonderd zijn. Oh Nederland, land van normen en waarden en klare Jip en Janneke taal. Het Land van Willem de Zwijger. Nederland zwijgt en wacht af totdat alle getuigen uit het verleden nog slechts schimmen zijn, want die bladzijden moeten we vooral niet openhouden. Hatsekidee, weg ermee, weg de grote schuifla in helemaal onderop, slot op de kast en wegwezen toch?

Triest, hoe groots in kleinheid zich een klein land presenteert met het grootse opgeheven vingertje naar de rest van de wereld.....(Anno 2015 NOG steeds en later ook nog wel denk ik) .  Piet Hein, zijn daden bennen groot, zongen de piraten in 1628 in naam der Landsregeerder, want met de veroverde buit van de Zilvervloot kon het toenmalige Nederland een jaar lang de oorlog tegen Spanje financieren toch? (1568-1648)..... Althans, dat was de bedoeling, want de buit werd voor andere doeleinden gebruikt.... Eigen kantongs (zakken o.a.) van Pietje H. en van Fredje H. de Landvoogd..... De toenmalige Nederlandse regering????.... Ach grutjes nog an toe. Ben ik me toch even flink abuis..... Het waren de piraatjes van de W.I.C., de tegenhanger van onze welbekende Indische O.I.C. en waar alle ellende voor de Indischen en aanverwanten mee begon......

 

Indonesia werd nog slechts een herinnering.

 

Aan boord van de Waterman 5 dec 1960 vertrokken van Surabaya en 6 dec 1960 weg uit Tanjung Priok Jakarta,

Aan boord werkte een ketelbinkie uit Enschede en daar werd ik snel vrienden mee. Hij was van mijn leeftijd en had hoogstwaarschijnlijk ook heimwee naar huis. Het was zijn eerste reis en het klikte tussen ons, alhoewel het mijn eerste hollandse rasechte pure Tukkers-hollandse vriend was. Het viel wel mee met die Hollanders, dacht ik toen nog.

Met de hoofdwerktuigkundige had ik ook een bizondere band. Hij was al op leeftijd, was vrij gezet en kaal geschoren en zweette als een otter. In zijn vrije uurtjes, kwam hij met zijn flesje bier te voorschijn, riep ketelbinkie en mij naar hem toe en gingen we met ons gedrieën op het achterdek zitten en na een paar flesjes kwamen zijn "sterke verhalen" los. Waar hij allemaal geweest was, wat hij allemaal had gedaan, hoe hij uit alle havenkroegen ter wereld wegens knokpartijen eruit geknikkerd werd etc etc. Dan natuurlijk ook nog zijn wandelgangen naar de plaatselijke lokalen van plezier. Voor ketelbinkie en mij was dat natuurlijk GROOT avontuur; ja dat zagen we beiden wel zitten zo’n leventje. En vooral ik, die zo graag later ook wilde varen net als dat mijn broer Cor had gedaan.

Jammer dat ik later geen contact heb mogen houden met ketelbinkie.Het waren uren die we samen doorbrachten waarin ik mijn heimwee naar pa en ma en vrienden en Surabaya en mijn vrije leventje vergat.

 

De Middellandse Zee naderde en daar begon ik iets van kou te voelen. De zeewind voelde fris aan en ik had een probleem. Ik had enkel T-shirts en tropenbloesjes bij me en een nylon jackie zonder voering. Dat jack was natuurlijk ge-ent op de tropen temperaturen en moest je enkel behoeden voor de nattigheid op je lijf en niet tegen de kou.

En zo voeren we verder, iedere zeemijl bracht het schip dichterbij Nederland en tevens voelde je de kou dringender. Ik besloot dan ook niet meer aan dek te verblijven in mijn vrije uren en zocht ketelbinkie in zijn kajuit op of we gingen beiden op visite in het domein van de HWTK. Daar was het zalig warm en de HTWK liet ons, indien het werk toeliet , ruimschoots kennis maken met de machinekamer compleet voorzien van allerlei termen waar ik nog nooit van had gehoord. "Snap je het een beetje, bruin apie?" vroeg ie dan geduldig als ik weer 's met grote nietszeggende ogen en open mond zat te luisteren.

 

Kerstbal voor de bemanning.

2e Kerstdag Golf van Biscaye, ‘s avonds Kerstbal voor de bemanning, of althans wat er voor door moest gaan en wij jongeren hadden serveer- en afwasdienst voor de feestgangers. In dit geval dus de medepassagiers en vrije bemanningsleden.

Het had heel de avond al een beetje gebroeid bij de bemanning. Een der hofmeesters zocht constant toenadering tot een der stewardessen of verpleegsters of weet ik veel wat ze voor funktie had. Hij was lang en blond en had van zichzelf een witte dan weer rode huidskleur op zijn gezicht, naar gelang de hoeveelheid Bacchusvocht hij naar binnen had gewerkt.

Die avond had hij een kleur nog roder als een gekookte kepiting (krab) en zij? Kan me haar niet zo goed meer voor de geest halen. Zij was een Belgische en wat me ook nog bijstaat was haar pinocchio neus. Allemachtig, wat had zij een enorme vlaggenstandaard aan de voorkant van haar gezicht meegekregen. In vergelijking met de onze die wij van OLH hadden meegekregen, alhoewel ik zelf niet mag klagen gelet op mijn voorouderlijke meegekregen genen.

En ja hoor, de climax kwam. Een hoop gelal, gebral en gedonderjaag over en weer. Allebei natuurlijk zichzelf vol geladen, scheidende en scheldende collega’s en wij dienstdoende jongeren hadden gratis live voorstelling en vermaakten ons prima. Ik in elk geval wel.

Kennismaking nummer twee met Nederland, namelijk openbare dronkenschap. (Ik had althans zoiets dergelijks en publique of in een besloten kring bij mijn weten nog nooit eerder meegemaakt in Indonesie).

Kortom, na een poosje werd de zaak gesust, feestje afgelopen en wij opruimen, lichten uit en richting bed.

Het muisje had echter een staartje en wat voor één. Na een kort poosje begon het alarm te loeien en de boot verminderde vaart. Sensatie ! Stem van de kapitein: Dit is geen oefening of zoiets klonk er uit de speakers.

Bed uitgeschoten en richting dek om te kijken wat er aan de hand was. De boot was aan het terugvaren en met zoeklichten werd op het water geschenen. Wat bleek? Men was op zoek naar de overboord gesprongen hofmeester en de hofmeesteres natuurlijk over de reling mee turen naar het wateroppervlak en zenuwachtig heen en weer drentelen. Wij ook kijken en niets zien en stervenskoud.

Gekkenwerk natuurlijk. Op zoek naar een dwaas in de huizenhoge golven van de Golf van Biscaye in het ijskoude water van inmiddels al 27 december 1960. Na een paar uur veranderde de boot haar koers en werd weer koers gezet naar Vlissingen.

Vaarwel hofmeester en hij ruste in vrede werd er nog door een of andere officier gezegd en dat was het. Adieu zeeman met je gebroken hart. En zo verzoop een kwaaie dronk in de Golf van Biscaye.

 

 

 

 

Ik maakte kennis met Nederland.

29 December 1960, de haven van Vlissingen kwam in zicht en een uurtje of wat later waren we afgemeerd. Vol spanning stond ik te wachten wat er komen zou. Waar zou ik terechtkomen. Ik wist nog steeds van niets, totaal niets. Een weeshuis? Een opvanghuis? Een gezin? Ik had natuurlijk van de andere passagiers iets opgevangen, dat Nederland opvanghuizen ter beschikking had gesteld aan de repatrianten/ spijtoptanten/ bruintjes/ apen/pisangvreters/ chocoladepoppen of hoe men dan ook ons bestempelde. Opvanghuizen....contract pensions. Veelal bleek later, dat sommigen zelfs een complete tochtige koude zolder als opvang kregen. Ging ie lekker contractpension houders?

De lucht was grauw, geen zon, de bomen in de verte nog net zichtbaar door de nevel heen, waren kaal, er lag een witte dunne laag sneeuw op de terreinen, het was stervenskoud en ik baalde als een stekker.

Daar stond ik dan geleund ergens op het dek in de luwte te wachten totdat de drom mensen aan boord mochten om de passagiers te verwelkomen en op te pikken. Ineens stond ze voor mijn snufferd, mijn zus. Ze was precies een jaar eerder met de Zuiderkruis naar Nederland vertrokken. Nou, dat was een meevaller dacht ik. Dat wordt onderdak bij mijn zus. (Na haar vertrek hadden we geen kontakt meer gehad, als enkel via één of twee brieven, die ik had mogen lezen van mijn pleegouders.)

Het hoge woord............ kwam als een donderslag uit de grauwe hemel.

Hans, zei ze, je wordt opgevangen door Tante E. Ik voelde mijn benen onder me wegzakken, maar hield me groot en dacht dat het allemaal wel mee zou vallen. Niet direkt vooroordelen hebben Hans, eerst rustig de zaak aanzien.

Alhoewel het oude spookbeeld door mijn hersens fladderde. (Wij waren immers door haar op straat gezet toen in dat laatste kamp te Surabaya. Ze had niet eens de moeite genomen om te wachten tot we opgehaald werden. Achteraf dacht ik erover na: In die roerige tijden van 1948, volop ellende en alom oproer en haat: een jong blank meisje met een klein blank jongetje in een becak..... Mijn zus en ik hebben echt geluk gehad.... Onze pa en ma hadden gewaakt over ons.)

Mijn zus en ik (en andere passagiers natuurlijk ook) in één der klaarstaande bussen gestapt en daar reden we weg.

Mijn eerste Nederlandse kilometers rolden onder me voort en buiten was het aardedonker. Enkel her en der een paar lichtjes, maar onvoldoende lichtschijn om van het landschap iets te kunnen zien. Onderweg een paar keren gestopt om passagiers uit te laden. Een groet hier en daar en het ga je goed en hupla werd een koffer nog uit de bagagebak gehaald en daar gingen we weer verder en de bus werd leger en leger.

Het zal ongeveer tegen negenen ‘s avonds zijn toen de bus weer stopte en wij aan de beurt waren om eruit te gaan. We waren gearriveerd op de Dedemsvaartweg in Den Haag. Ik keek eens naar de flatgebouwen en de halfverlichte en met gordijnen bedekte ramen aan de ene kant en naar de ander kant, waar niets maar dan ook niets te zien was. (Het bleek een weiland te zijn, toen ik de volgende dag wat meer zicht op de omgeving had.) 

Nou dacht ik, dus hier is het waar ik de komende tijd mijn leven moet slijten. Ik was te koud en te moe om overige details in me op te nemen en sjokte achter mijn zus aan richting een of ander portiek en mijn zus belde aan om binnen te mogen.

Een Nederlandse man deed de deur open, de heer des huizes, de man van mijn tante. Mijn oom dus. Ik had hem nog nooit eerder gezien want hij kwam later pas op de proppen, omdat hij dienstplichtig militair was. Hij gaf me een hand en mijn zus verdween meteen in een of andere kamer en ik werd meegetroond de huiskamer in. Ik had minstens 500 kilogram lood aan mijn voeten, zo voelde het aan. 

Een weerzien met een tante, waar ik van weggejaagd was en stilletjes had ik de hoop, dat dit drama maar voor een paar dagen zou zijn en dat ik wel weer verder naar een ander huis of tehuis zou vertrekken. 

De huiskamer werd opengedaan voor me en ik keek wat verwilderd rond en zag mijn tante daar zitten in een hoek van de huiskamer breeduit gezeten op haar troon, ik zag een TV (voor het eerst van mijn leven), ik zag een meisje van mijn leeftijd op een andere stoel die me van top tot teen bemonsterde, ik zag een kachel die brandde en ik voelde iets van de kou in m’n lijf wegtrekken.

Ik herkende haar gezicht meteen na al die jaren en al mijn spieren spanden zich ogenblikkelijk samen, klaar om wat er ook maar kon gebeuren het in ieder geval fysiek op te vangen. Ik ben niet meer dat jongetje van vijf, die je heel makkelijk bij de arm kon grijpen om ergens neer te poten en op zijn falie te geven of om hem weer een schop onder zijn kont te geven. Kom maar op, dacht ik. Ik lust je rauw en ik voelde de wrok opkomen. 

Dag Hans, ik ben je tante E, en dit is je nicht E. begon mijn tante haar welkom. Ik groette terug en kon gelijk mijn mond houden, want de rest van de ceremonie werd vervolgd. Ik mocht niet zitten en moest al staande de preek aanhoren en ik was al zo moe.

Nou ja, de preek hield in zoiets van: Gedraag je, want we weten dat je een wilde bent. Dit zijn de regels van het huis. Je bent hier nu in Holland en ik heb jou in huis genomen omdat ik het je moeder op haar sterfbed heb beloofd om voor je te zorgen!!! Pats boem, midden in mijn gezicht. Huh??? Vraagteken vraagteken vraagteken. Mijn moeder op haar sterfbed beloofd om voor mij te zorgen???? Waar was je dan tot nu op dit moment? Waarom heb je me weggebonjourd destijds? Noem je dat zorgen voor iemand? Zo dwarrelden dit soort vragen door mijn hersenpan. 

Ik klapte dicht en was tevens zo moe, dat ik al staande zat te knikkebollen en wat er allemaal nog werd gezegd ging langs me heen. Het enige waar ik aan dacht was: waar kan ik slapen? Ik ben moe. Morgen zie ik wel weer.

Heel goed staat me nog bij dat zij haar sermoen afsloot met het woord "compris?". Wat kon mij het bommen wat ze allemaal zei. Pas toen ik naar school ging begreep ik wat ze bedoelde met het woord "compris." Ik had geen Frans taal gehad in Indonesia, dus voor mij klonk het als een soort abracadabra brabbelwoordje. 

Mijn oom had al die tijd niets gezegd en mijn nicht ook niet. Op een gegeven moment, direct na het beëindigen van de speech, greep mijn oom in en bracht me naar een kamertje waar het stervens- stervens koud was. IJs op de ramen en hij wenste me welterusten en liet me met kleren en al in bed kruipen en deed de dekens over me heen, trok de deur dicht en ineens was ik klaarwakker. De kou natuurlijk, die vreselijke ijzige winterkou en die nog ergere ijzige welkomstkoude van de liefdeloze toespraak van mijn tante, zonder enig pardon in mijn gezicht geworpen.

Het was teveel voor me en ik begon stil te snikken, heel krampachtig stil was ik aan het snikken. Alles tolde door mijn hoofd, mijn verlangen naar troost van mijn pleegma en mijn pleegpa en bovenal de herinnering aan de tijd zo lang geleden in mijn hansopje met tasje met kleren, weg van wat ik toen beschouwde als mijn thuis en nu weer terug naar af .....  bij haar. Wanneer zou ik weer te horen krijgen om mijn koffers te pakken? Na een uurtje of wat, kwam mijn oom binnen. Hij vermoedde dat ik kapot was van verdriet en op zijn manier troostte hij mij door een extra deken over me heen te leggen en ging de kamer weer uit. Ik hoorde dat in de woonkamer men zich gereed maakte voor de nacht en even later viel ik in slaap. 

Vanaf de volgende morgen werd ik definitief een ander persoon.

Ik maakte kennis met een werkelijkheid, die ik voorvoeld had en waarvan ik gehoopt had, dat dit mij niet zou overkomen.

Er was in een maand tijd teveel gebeurd in mijn leven: het afscheid, de reis, de heimwee en de onverwachte terugkeer naar een voogd, waar ik al een keer van was weggejaagd. De enige weg die ik kon bewandelen was net doen alsof en intussen het proberen vol te houden, tot ik de leeftijd van 21 jaar had bereikt. Mijn voorouderlijk Madurees bloed zorgde voor een eeuwige glimlach om mijn mondhoeken en mijn ogen waren nietszeggend.

Mijn zus ging een half jaar na mijn aankomst uit huis: Mijn voogdtante had voor een advertentie-huwelijk gezorgd en mijn zus ging van de ene hel regelrecht een nog vreselijker hel in, bleek later de betekenis van haar gedwongen huwelijk. Voor de derde keer werden wij noodgedwongen van elkaar gescheiden. 

De 4 lange lange lange jaren die ik doorbracht bij mijn tante hebben me geleerd wat eenzaamheid en bitterheid betekenen en hebben me tevens geleerd om mijn verdriet met nog een grotere glimlach te bedekken en mezelf in de plooi te houden.

Maar wat had ik soms veel hulp nodig om alles te verwerken en te begrijpen en te kunnen aanvaarden. Helaas, Trots op Nederland bestond nog niet en de regering beschouwde de emigranten/repatrianten enkel als noodzakelijk kwaad waar ze mee opgezadeld waren. Neen, toen waren er nog geen vakantie reisjes naar huis terug als je het in Nederland moeilijk had. Neen, toen was er slechts: Koppe dicht en integreer !!! En wij Indo's? Wij integreerden inderdaad en wij waren soms nog Nederlandser dan de Nederlanders zelf. En ik? Ik deed er aan mee omdat ik moest overleven en mezelf handhaven. 

Ik had de leeftijd van 21 op een dag bereikt en direct erna op een ochtend stond ik op, waste en kleedde me en stapte de huiskamer in om mijn tante een goede morgen te wensen. Ik deelde haar mede dat ik niet ging ontbijten en dat ik op staande voet uit huis vertrok en dat ik voorlopig bij mijn zus een kamertje zou proberen te krijgen. Die wist totaal niets van mijn voornemen, want ik had haar niet lastig gevallen. Ze zat zelf tot aan haar oren in de bagger en huwelijksprut. 

Ik zei mijn tante gedag en ze begon spontaan te huilen, maar ik draaide me om en vertrok met mijn weekend tas en gitaar. Nu nog weet ik niet waarom ze huilde. Waren het krokodillentranen of echt gemeende tranen? Ik zou het echt niet weten. Ze gaf me nog een tientje mee in de gang terwijl ze me achterna liep en ik pakte het aan. Uiteindelijk beschouwde ik dat tientje maar als rente van al mijn weeklonen in de avonduren en vakanties bij Ruteck’s en tevens de maandelijkse toelage van 92,10 NLG uit hoofde van het Weduwen en Wezen Pensioenfonds, die ik heb moeten afstaan aan mijn tante als bijdrage in mijn levensonderhoud.

Levensonderhoud was het enkel ja, want mijn kleding werd betaald uit de pot van de Sociale Dienst omdat ik een beurs had. Zo’n ouderwetse studie beurs, die je kreeg als je een goede leerling was en goede cijfers haalde, want anders was het over en uit en kon je een baan zoeken en je reissom afbetalen aan de Nederlandse staat. Ik meen dat het circa 6700 NLG bedroeg.

Niks liefde, niks piëteit, niks beloven op sterfbed aan mijn echte moeder om voor me te zorgen, ik was een product wat geld opleverde, niets meer en minder. Mijn zus na een half jaar de deur noodgedwongen uit? Waarom? Omdat zij niets opleverde. Rendement: zero niente nada kosong.

4 Jaren heb ik op dat adres doorgebracht en het enige positieve gebeuren van deze 4 jaren is het feit, dat mijn oom getracht heeft om enigszins mij terzijde te staan waar mogelijk en daar ben ik hem dankbaar voor. Later heb ik begrepen, dat hij al heel vroeg het leven heeft gelaten. Jammer, veels te vroeg. Hij werd slechts 66 jaren oud.

Op dat adres had ik een slaapplaats en een onderdak gekregen, maar dat was dan ook alles, want de liefde had ik in Surabaya al gekregen en achtergelaten.

 

Foto onder: Circa 5 maanden eerder liep ik rond in de tropenzon, gebruind en stinkend naar terasi en petis en Surabaya's straatvuil en ziedaar: de kledingrekken van C&A werden bekeken, betast en er werd gepast en de kapper kreeg opdracht om mijn haardos te fatsoeneren et voila: een Indische Nederlander of Nederlandsche Indo oftewel een Buaya van Surabaya was ge-assimileerd/geïntegreerd/had zich aangepast aan de normen en waarden van Jip en Janneke;  Kromo en Mina lagen vanaf dat moment in de zich zelf verloochenende verdomhoek.

Mijn zus Miep (kort na deze opname ging mijn zus de deur uit, gedwongen in een huwelijk via een advertentie.) en ik in Haagse snit en ik wist niet waar ik kijken moest. Oh ja, puntschoenen natuurlijk, want dat was in de mode toen. Als mijn vriendjes mij zo hadden gezien........, ik denk dat ze zich een bult en de mencret (broek vol van de dunne)  hadden gelachen.

Hangend over het balkon op de achtergrond de heer en mevrouw Nievaart en rechts nog net een stukje te zien hun zoon Roy. En die fiets? Dat was mijn eerste echte fiets, een Fongers helemaal compleet uitgerust. Gekregen? Ammeoela, eerlijk geleend van de Soos en terugbetalen die hap, utang dus...

Dat ging ongeveer in deze stijl:

1) Melden bij de Soos en heel je ziel en zaligheid op tafel denderen bij één of andere droogkloterige belerende ambtenaar, die alles af wist van Indië/Indonesia, althans dat pretenteerde hij.

2) Zo, dus het bruine apie wil een fiets? Ken je wel fietsen? Daar zaten jullie toch in de bomen hoeh hoeh hoeh te brullen? Oh, je wilt ook nog naar school? Nou vooruit dan, wat voor school? Enzovoorts enzovoorts...

3) Teken hieronder maar, gooien we de prijs van deze fiets ook maar op de grote hoop van de kosten van je bootreis.... Nou succes knul met je fietsie en ik zie je volgende maand wel weer. Volgende maand vraag je me? Nou, je moet toch ook kleren hebben? Snappie of loop je liever in je pendekkie op straat?

Enzovoorts enzovoorts. Zo en nu ga je naar de Prinsengracht en meld je je bij meneer Zus en Zo, want die wil weten waarom je naar school wilt.

Hupsakee, daar ging ik naar de Prinsengracht/Varkensmarkt om me te melden bij de Raad van Kinderbescherming of zoiets... Hier tekenen, je krijgt een beurs voor je studie en elke maand even langs mij om je cijferlijst te laten zien enne...je best doen, want anders ga je de fabriek in, gesnopen?  Zo, nu ga je weer terug naar de soos, want daar willen ze natuurlijk weten of ik je toestemming hebt gegeven om naar school te gaan. Heb je het hele verhaal nu begrepen knul? Ja, want we kunnen niet aan je bruine smoeltje zien of je wel Nederlands verstaat.....Snappie?

En daar ging ik dan maar weer.... er lag een telefoon op zijn bureau, zo'n zwarte ding van bakeliet en met zo'n draaischijf, maar gebruiken? Ho maar, nee laat dat bruine apie maar lekker heen en weer gaan, want ergens zal ie het voelen dat ie van de goede daden van Nederland mag profiteren....

 

Ik reed een jaartje later ongeveer van school naar huis op de Prinsengracht Den Haag en ja hoor; halverwege stond daar zo'n wous (agent) driftig met zijn arm omhoog een stopteken te geven aan me. Of ik even genegen was om hem te vertellen, waarom ik een overtreding had gemaakt? En hoe ik aan zo'n mooie fiets was gekomen? Het wousie had zo'n rooie opgeblazen kop en dacht dat het die bewuste dag een hele mooie dag was om 's lekker uit zijn dak te gaan tegen een bruine medelandgenoot. Waar ik fietsen had geleerd en waarom ik niet in mijn eigen apenland de verkeersregels aan mijn laars lapte... Hoe ik heette en vervolgens zei, dat ik zat te liegen, want een bruine kon geen Nederlandse naam hebben.....bla bla bla. Jaja, zo ging dat vroeger in het gefrustreerde exkoloniale kikkerlandje in die beginnende zestiger jaren. 

In Surabaya reed ik ook op een fiets, nou ja fiets? Een frame, 2 schots en scheve wielen, een roestige aandrijving, een stuk restant van een zadel en een houten plank als bagagedrager, geen remmen, maar hij bracht me wel overal naar toe waar vrijheid was en de fiets was trouwens te rot om gejat te worden.

Jawel, ik lieg: wel remmen en dat waren mijn voetzoelen.... de oude Indo's kennen dat nog wel: twee voeten op de grond en omdat ik soms sandalen droeg, verloor ik ze natuurlijk altijd en sleurden mijn voetzolen over het hete asfalt.... au au au, jamput dese dacht ik dan.... en diegene die achterop zaten bij me, natuurlijk als een speer van de bagagedrager afspringen en zich te pletter lachen....

 

Foto onder: In mijn uniform op de hogere zeevaartschool voor stuurlieden, ..... zogenaamd met een aandachtig oor luisterend en onderwijl in gedachten al varend in de Straat van Madura en de stoomfluit hanterend als groet naar mijn jeugd, die op de kade van Surabaya Tanjung Perak was achtergebleven. Maar wel met nette schoenen aan natuurlijk.(Foto gekregen van Adrie Kerpershoek; op de foto de middelste figuur.)

 

Tja, ... when the morning comes my heart was slowly breaking, als ik 's de hele nacht in mijn nest had liggen woelen en dacht aan die verre verre warme zon en aan wat mijn geliefden daar aan het doen waren. Allemaal naweeën van vervloekte oorlogstijden en dat vreselijke gevoel van heimatlos........ Hel en verdoemenis voor hen die oorlogen ontketenen.

Mijn favo you tube clip Raat Hamari Toh.... De nacht duurt lang en ik huil..... Niet geschikt voor lezers en luisteraars die slechts Nederlands spreken met hun tong en de vreemde talen niet machtig zijn omdat hun hart het niet wil begrijpen......

  

https://youtu.be/zDBkbgG8T1Q 

 

 

Top