Home
Een dankwoord
Sitemap
Laatste updates
Curse of diaspora
Wie ik ben
Mijn ouders
Gerelateerden
Tinus Dezentjé
Voorouders & familie
Surabaya's historie
Cannalaan buaya's
Inleiding KH Peneleh
PENELEH 9 nov 2021
OVERIGE Kerkhoven.
Malacca VOC tijden 1
Malacca VOC tijden 2
PENANG 1 Malaysia
PENANG 2 Malaysia
PENANG 3 Malaysia
PENANG 4 Malaysia
PENANG 5 Malaysia
COCHIN VOC tijden
I4E GRAVEN DEN HAAG
Indië en oorlog
Archipel oorlogen
Saparoea 1817
Java oorlog 1825
T.Oemar en C.Kroesen
Zieleroerselen
Diverse verhalen
ZIJ DIE OPTEERDEN
Java na de Engelsen
Volkeren in Indië
Indo's in den Verre
Externe Indo links

Zie mijn voorwoord voor de bronnen. Mind: Deze pagina's zijn beslist NIET een poging om een stuk geschiedenis zomaar neer te denderen. Het zijn slechts korte impressies van gebeurtenissen.

 

De Java oorlog 1825 - 1830.

 

De vorstendommen Yogyakarta en Surakarta kenden een lange militaire traditie en tijdens de lange worsteling met de VOC danig uitgehold, maar nog altijd konden zij beschikken over goed bewapende korpsen en welgevulde wapenarsenalen en was de bevolking in tijden van oorlog strijdbaar en onverschrokken.
In guerilla oorlogen waren zij vrijwel onverslaanbaar, aldus neutrale waarnemers.
Zij wisten gebruik te maken van het terrein, waren wreed tegenover de vijand, onverschrokken en onvermoeibaar.

Het Nederlandse bestuur bezat niet de gave om deze eigenschappen te onderkennen en bleven in een harde stugge houding hun beleid uitvoeren, ook zelfs in de jaren 1820, toen de onrust op Midden Java toenam.

A.H. Smissaert, een "stugge kaaskop" en bovendien tactloos en verblijvend in de Javaanse hofstad Yogyakarta, verzond het "ene toornig schrijven na het andere" in pogingen de onvrede door middel van intimidatie in de kiem te smoren. Op de werkelijke oorzaken van de onvrede ging hij totaal niet in.

En die werkelijke redenen waren reëel: slecht bestuur, ongelijke en onrechtvaardige belastingdruk, wijd verspreid banditisme, een groeiend aantal boeren zonder land, een Islamitische verontwaardiging over de geestelijke invloed van de Nederlanders en een ontevreden aristocratie, die, mede door het Nederlands beleid, haar positie zag afzwakken.

Immers, de belastingheffing op Midden Java was uitbesteed aan Chinezen, die bij elke dorpspoort een tolpoort hadden staan, hetgeen de handel ook weer niet bevorderde.

Maar dit alles was echter niet voldoende om een opstand te doen ontstaan. Daar was meer voor nodig, namelijk een leider met charisma, die de taal van het volk sprak en die het naar de Nederlanders toe kon vertalen en waarin het volk van hoog tot laag zich in kon herkennen.

In 1825 trad deze man naar voren: de Yogyase prins Dipanegara of ook wel genoemd Diponegoro.

Hij combineerde grote organisatorische, diplomatieke en militaire talenten samen en vertoonde een
goed leiderschap en was religieus.
Op de leeftijd van 38 jaren oud, leidde hij de opstand in tegen de Nederlanders en 5 jaren lang bond hij een niets ontziende strijd aan.
Het Nederlandse bewind wankelde hevig op haar grondvesten.

Na de zoveelste ruzie tussen hem en Smissaerts, startt hij de oorlog in juli 1825 tegen de Nederlanders.
Alle gangbare wegen en paden werden gebarricadeerd, dorpen werden ontruimd en plat gebrand en alle gouvernements gebouwen gingen in vlammen op, plantages werden vernield en oogsten idem en het spoor van de vernieling trok door Midden Java.
(Een eendere tactiek hadden de Nederlanders toegepast op Saparoea tegen de bevolking - zie deel 1 - en nu deed de bevolking hetzelfde tegen de Nederlanders, met als resulaat geen opbrengsten voor de koloniale macht.)

Diponegoro vocht voor herstel van de Javaanse cultuur, voor de waardigheid van de Javaanse adel, voor herstel van de Islam in geheel Indonesia en tegen de macht van de Nederlanders en diegenen die met hen samenwerkten.

Hij werd de Ratu Adil - de rechtvaardige vorst, de Messias van het Javaanse volksgeloof en kreeg de steun van Islamitische leiders en geestelijken, waarmee de strijd tegen de Nederlanders daardoor een "heilige oorlog" werd.
Diponegoro wilde de leider worden van alle Javaanse muslims en tot het laatst aan toe heeft hij dit streven nageleefd.

Het nieuws van de oorlog op Midden Java bereikte al snel het bestuur in Batavia en daar brak paniek uit, want het koloniale leger was nog niet klaar voor alweer een oorlog. (Saparoea was pas voorbij.)

Men diende ook rekening te houden in die oude tijden, dat er natuurlijk niet elke dag zomaar oorlog gevoerd kon worden, zoals het tegenwoordig aan toe gaat.
De legers waren toen sterk afhankelijk van de seizoenen: regentijden, slecht begaanbare wegen zo die al aanwezig waren en de strijd vond veelal plaats in de maanden mei tot november (droge moesson) en in de natte moesson maanden konden de partijen enigszins op adem komen en de verliezen weer aanvullen.


Bij het uitbreken van de oorlog telde het koloniale leger 12.500 (waarvan 6000 inheems), 300 man cavalerie en 1200 man artillerie.
Lt-Gen. de Kock zocht naar oplossingen om de aantallen te vergroten - de hele oorlog door.

Zelfs gevangenen werden een soldatenpakkie aangetrokken, Javaanse hulpkorpsen werden gemobiliseerd, de schutterijen van Semarang en Surabaya werden opgetrommeld en uit naburige eilanden Madura, Celebes, de Molukken, Timor en Sumatra werdden hulptroepen aangevoerd.
Uit Ternate en Tidore kwamen de "roemruchte" Alfoeren, slechts gekleed in een hoofdband en een schortje van boombast en zij werden aan de infanterie toegevoegd.
De inheemse soldaten hadden als taak de strijd te openen en te voeren en de Europese troepen werden achter de hand gehouden, voor het geval het mis zou gaan.

De werving ter plekke was echter bij lange na niet voldoende en na moeilijk beraad met Nederland, werden jaarlijks extra 800 Nederlandse soldaten aangevoerd.
In oktober 1826 werd besloten (!!!! dus nog niet daadwerkelijk gedaan) een speciale eenheid van 1300 in te schepen en deze eenheid zou in zijn geheel tegen Diponegoro ingezet worden.

Uiteindelijk, na diverse problemen (gekrakeel in het kabinet etc etc..... Dus anno 2010 is gekrakeel rondom Uruzgan helemaal niet nieuw), mocht deze eenheid zich in de strijd werpen doch dat was slechts van korte duur. In 1829 werd de eenheid weer teruggetrokken. Vele verliezen en tropische ziektes en uitputting hadden de gelederen gedund.

De Kock kreeg na twee jaren strijd tegen Dipanegara totaal geen vat op de situatie en het koloniale leger had geen voorraden en was aangewezen op de dorpen, .....die platgebrand waren.
Uitputting, ziektes, verhongering alom in het leger. Slechte aanvoer, slechte wegen, kortom alles zat tegen.

Maar ook Diponegoro leerde van zijn manier van oorlogsvoering, die ook niet altijd vlekkeloos verliep.
Hij kreeg steun van een zoon (18
jaar) van een Javaanse regent, genaamd Sentot die zich ontpopte als een furieuse legerleider en die er voor zorgde dat de troepen van Dipanegara er altijd in prima conditie bij zaten/lagen of wat dan ook.

Uiteindelijk in het vierde jaar van de oorlog keerde het tij voor het koloniale leger.

De Kock kreeg door, dat hij niet de troepen moest bevechten en daar alles op alles moest zetten, maar dat hij ook greep op de bevolking moest krijgen en zij daardoor beter controleerbaar werden. Immers, de boeren waren Dipanegara's soldaten voor een groot deel.
Telkenmale hij een stuk gebied veroverde op Dipanegara liet hij daar meteen een fort bouwen (benteng), die daarmee de mogelijkheid tot een betere controle van dat gebied bood. In 1829 had hij op die manier al meer dan 100 forten laten bouwen.
Diponegoro verloor daarmee de macht (en belastingheffing) over die gebieden en oorlog kost nu eenmaal veel geld.

Zoals gewoonlijk eiste de politiek in Batavia alsmede Nederland, dat de oorlog maar beëindigd moest worden door middel van één grote definitieve aanval, maar daar zag de Kock als militair niet bepaald meteen de juiste oplossing in en hij ging gestaag door met zijn militaire visie en oplossingen, want dat kostte minder dagmarsen en minder vermoeidheid e.d.

Door deze tactiek verloor Dipanegara veel strijdgrond en strijdaanhang en al snel gaven zijn getrouwen - ook Sentot - zich over aan het koloniale bestuur en in 1829 was de oorlog niet meer dan slechts een "drijfjacht" op de vorst Diponegoro.

De krant van 22 februari 1830 (anno 2010 alweer iets meer dan 181 jaren geleden) vermeldde: "Wij hebben het genoegen onze lezers te berigten, dat de hoofdmuiteling Diepo-Negoro met zijn gevolg op de 16den dezer bij den kolonel Cleerens in onderwerping is gekomen."


Dit was echter wel een voorbarig bericht aangezien Diponegoro nog steeds in onderhandeling was met het koloniale leger over de randvoorwaarden.


Uiteindelijk op 28 maart van dat jaar gaf de prins zich te Magelang over aan de Kock.
Hij werd wegens tegenwerkend gedrag gevangen gezet te Batavia en Manado en uiteindelijk te Makassar waar hij in 1855 in eenzaamheid stierf.

200.000 Javanen verloren het leven, 15.000 koloniale miliatiren verloren het leven, dorpen
verwoest, oogsten verwoest, de positie van Nederland in de koloniën was verzwakt, de macht van de Javaanse vorsten was gebroken, de Javaanse samenleving werd gedemilitairiseerd en Nederland had 25 miljoen guldens uitgegeven aan deze oorlog.

Reden dus om maar weer snel de spaar- en graaipot aan te vullen en die taak was weggelegd voor GG J. van de Bosch, die zich eerder als verwacht zich verwikkeld zag in een nieuwe oorlog.

Foto onder: Bron onbekend.

 

 

 

 

 

 

Top