Home
Een dankwoord
Sitemap
Laatste updates
Curse of diaspora
Wie ik ben
Mijn ouders
Gerelateerden
Tinus Dezentjé
Voorouders & familie
Surabaya's historie
Cannalaan buaya's
Inleiding KH Peneleh
OVERIGE Kerkhoven.
Malacca VOC tijden 1
Malacca VOC tijden 2
PENANG 1 Malaysia
PENANG 2 Malaysia
PENANG 3 Malaysia
PENANG 4 Malaysia
PENANG 5 Malaysia
COCHIN VOC tijden
I4E Graven Den Haag
Indië en oorlog
Archipel oorlogen
Zieleroerselen
Voor mijn vader
Voor mijn moeder
Dag mijn zus
Voor cherubijnen
Vertrokken vrienden
Scotty ging heen
Romeo ging heen
Moossie ging heen
Liefdes gingen heen
Diverse verhalen
ZIJ DIE OPTEERDEN
Java na de Engelsen
Volkeren in Indië
Indo's in den Verre
Externe Indo links

 

Voor mijn zus, die onze moeder verving en me grootbracht.

 

 

Zij was een kind van 10 jaren oud, toen de oorlog begon en kennis maakte met burgerkampen.

Zij werd, een kind nog van 12 jaren, aan de hand gehouden door onze moeder, toen vernomen werd, dat onze vader elders in een kamp gestorven en begraven was.

Zij, amper 14 jaren oud, droeg me als baby, toen we niet lang daarna, samen onze moeder in een ander kamp begroeven op het nabij gelegen kerkhof Sukun Malang.

Zij offerde een groot deel van haar jeugd voor mij op en verzorgde mij, zoals een moeder haar kind verzorgt. En we lieten eindelijk de kampen achter ons en kwamen bij onze pleegouders terecht en vele keren geslagen, geschopt en zij wist nooit waarom en ze huilde dan en ik stond bij haar en we waren machteloos... Zij had slechts 10 jaren ouderliefde gehad; aansluitend samen met mij  slechts 2 jaren moederliefde en aansluitend kregen wij samen als "toetje" nog 3 jaren ouderloos kamp-onderdak. Was dat niet genoeg dan voor haar, om daarna nog eens slaag en schoppen te krijgen? .... Nog geen lagere school kunnen afmaken wegens oorlog en kampen en welke school wil een leerling aannemen, die al 16 jaren oud is en al een heel volwassen leven achter de rug heeft.... maar ze heeft er wat van gemaakt in het leven en haar kinderen groot gebracht, helemaal alleen.... zonder steun...... en nachten lang haar kussen doen betranen van verdriet en onmacht en toch is ze doorgegaan, want haar kinderen waren haar alles.....

Zij was er altijd als ik haar nodig had, ook toen de grijze haren later al overvloedig door het zwart heen flonkerden. Zij veelde van bijna niemand iets en sprong als een bosje vlooien meteen in het verweer, maar accepteerde bijna alles van me.

Velen begrepen haar niet, want ze hield haar mond dicht over die tijden van ellende en verdriet en velen stonden menigmaal al klaar met hun verkeerd oordeel en kommentaar over haar.... want het is makkelijk ouwehoeren en kletsen als je niet weet waar je het over hebt toch?

Weten zij veel wat een kamp is? Weten zij veel wat het gevoel is, als je als kind je niet kan vastklampen aan de rokken van je moeder? Weten zij veel als je als kind niet de beschermende handen van je pa om je heen voelt? Weten zij veel als je als jong meisje de taak hebt gekregen om een broertje groot te brengen en te bewaken in een kamp zonder of héél weinig voedsel.... nachten lang hebt lopen radbraken omdat dat broertje honger en dorst had.... Zij voerde hem met banaan want dat hing aan de pisangbomen 2 jaren lang en korrels rijst en ze vertelde mij, dat ik graag piegpag wilde hebben, als ik honger had.... want piegpag was voor mij pisang. Gode zij dank dat het Indonesia was en dat de pisangbomen zowat in alom in het wild groeien.....

Immers: Zalig zijn de dommen van geest, zodat zij woorden kunnen uiten zo stom als een beest. !!!

 

Zij kon stilletjes in haar stoel in een hoek van de kamer, alles overziend, genieten van een simpel bordje warme rijst, gebakken stukje vis en wat sambal gebruik makend van haar tien-geboden.

Zij was een teer popje toen we voor de laatste keer een stilzwijgend oogcontact met elkaar hadden......

Zij lag in dat grote steriele ziekenhuisbed, keek me aan en ik keek haar aan en we balden gelijktijdig onze vuisten en ik passeerde de deur en we verdwenen uit elkaars zicht, terwijl we elkaar in gedachten al gedag zeiden......Het was ons afscheid die dag, waar niemand anders bij was, ons afscheid was het.

De keren dat we elkaar daarna nog zagen was als in een waas en  beiden wilden wij het onvermijdelijke niet aanvaarden, maar we moesten wel en zij lag daar stil en ik las het krantje aan de bezoekerstafel, maar de krant boeide me niet en ik gluurde af en toe naar haar, zoals ze daar lag met gesloten ogen, krachteloos, maar met een ijzersterke wil om niet toe te geven...

Ze vocht tevergeefs en haar laatste slag duurde 24 uren lang en men nam afscheid van dat kleine ingeteerde vrouwtje .... Haar ziel was reeds meegenomen en haar lichaam zakte weg in de eeuwigheid en ik bemerkte de lompheid van een bezoekster, die vol van mededogen, zich zetelde op de rand van het bed en het bed schudde en mijn zus zij schudde mee en ik liep de kamer uit, kwaad en verdrietig over een lompe lompheid haar aangedaan... Halus? Niks halus... Kasar. !@!!*&^#@

 

Ik was kwaad op de hele wereld, toen de rook traag omhoog kringelde in een windloze hemel en ik deed mijn best om die aanblik te zien... een grijze kringelige rookpluim tegen een heldere blauwachtige hemellucht. Ik keek een paar keren om toen ik richting uitgang van het terrein liep. Ze had haar laatste winter meegemaakt en haalde nog net het nieuwe voorjaar.

 

Ik begreep geen snars van die klotedag. Mijn moederzus was niet meer, ik was getroffen door een herseninfarct en zag bijna geen hand voor ogen op klaarlichte dag. Ik werd ondersteund tijdens het verlaten van de begraafplaats en hoorde mijn neven, haar kinderen, onderling praten en zij noemen mij oom maar beseffen niet dat ik het oudste kind van mijn zus ben geweest. Zij beseffen niet wat oorlog en oorlogskampen betekenen voor mensen, oud en jong. Zij beseffen niet juist, dat hun moeder geen jeugd had gehad. Nog steeds niet, denk ik.

De begrafenisondernemer hield zijn wacht toen de familie vertrok.  Ik was kwaad op hem omdat hij zijn werk naar behoren had gedaan. De straat waar het crematorium en de begraafplaats gevestigd zijn, heb ik daarna nooit meer betreden en maakte ik altijd maar een omweg.

 

Ik was onderweg naar het ziekenhuis waar mijn zus lag en werd plots tot een halt geroepen, alsof een onzichtbare hand me tegenhield. Ik duizelde en greep me vast aan een lantaarnpaal, zag een flits en hoorde een hevig geruis. Zag alles om me heen in een waas en een angst greep me aan: "Is mijn zus er nog? Is haar Engel al onderweg om haar te halen?"

 

Het was op een zondag in april toen een Engel uit de hemelen nederdaalde.
Ik kwam hem tegen en hoopte voor een moment dat hij verdwaalde.

“Dag Engel, voor wie is het, dat je je hier aan mij vertoont?
Wordt diegene van wie ik hou straks door jou beloond?”

De Engel keek mij aan en glimlachte zacht,
en antwoordde slechts: “Je weet het antwoord, zij wacht.”

Een traan pinkte ik weg, snoot mijn neus en ik slikte even.
En dacht: “Hij komt voor haar en beëindigt dadelijk haar leven.
Maar toch ben ik blij voor haar want zij gaat naar een veilige haven,
om zich daar straks aan des Heer's Liefde en Gena te laven.”



Even later keek ik omhoog en hoorde het ruisen van de engelenwind.
Ik zag hem, aan zijn hand meevoerend mijn zus, een gestorven mensenkind.

“Engel,” riep ik hem na:” Breng mijn dank mee

aan de Allerhoogste Heerser van onze levenszee”.

“Mijn Heer, mijn dank is voor U dat U haar tot U heeft gekozen.
Haar pad ging bijna immer over doornen en zelden over mooie rozen.”

 


Het was een zondag in april, een nieuwe lente, een nieuw voorjaar;
en ik dacht: “Mijn zus, eens, eens, eens zijn we weer bij elkaar.

Voor nu is het enkel zoals voorheen een Tot ziens en pas op jezelf.

Als het mijn tijd is, stuur ik jou vooraf wel een lieve kleine Boodschap Elf.

Wacht dan op me en sta voor me klaar zoals je altijd hebt gedaan

in onze tijden met of zonder een lach en een traan.”

 

 

Na de crematie werd geconstateerd, dat ik een herseninfarct had gehad, veroorzaakt door een hevige emotie. 

 

 

 

Foto onder:

Je was hier een jaar ongeveer oud, na je geboorte in  voorjaar 1932 en je zette je eerste stapjes aan de hand van tante Nancy op het terras van het huis op de onderneming Swaroe Boeloeroto. Ik denk dat mama deze foto heeft geknipt, maar het kan ook papa geweest zijn of iemand anders.... ik weet het niet.

Toen in 1933 kon jij met je babyhersentjes niet bevroeden, dat 15 jaren later na deze foto, jij alweer aan het leibandje moest lopen van onze tante Nancy en dat al heel snel daarna jij je eigen weg zocht in het leven....

En heden ten dage anno 2012 is het alweer bijna 80 jaren geleden na deze stapjes van je en maak jij bekendheid met je verschijning op het internet, als Indisch babytje en ik ben blij dat ik de wereld jou kan tonen, als dank voor alles wat je voor me deed.

Ik kijk naar de foto en overdenk: deze foto onder andere heeft een Japanse oorlog, een "bersiap" tijd, 5 burgerkampen, een periode van zelfstandig wonen, een reis naar Nederland, een gezinsleven in Nederland van bijna 50 jaren overleefd. Je moet de foto's wel heel angstvallig vastgehouden hebben in je ene hand tussen de andere armieterige persoonlijke bezittingen in, destijds op onze reizen van burgerkamp naar burgerkamp naar burgerkamp en in jouw andere hand mijn hand, enzovoorts.

 

 

 

Rien vraiment rien
Vraiment plus personne
N'y pourra rien
Si tu m'abandonnes

Un soleil brillait
Et dans ton ciel à toi
J'étais la reine
Puisque tu mentais
Pourquoi m'as-tu dit je t'aime

Noir Vraiment noir
Où est la lumière
Où est l'espoir
Si je t'indiffère

Toi tu me donnais
Des noms de fleurs fragiles
De fruits défendus
Moi j'attends les îles
Quai des amours perdues

(A. Larios / C. Dourountzis / P. Delanoë / C. Lemesle) 

 

 

 

Top